Opdracht 1.
Teken op een A4'tje 5 lijnen waar je de antwoorden op de vragen kunt opschrijven. Doe dit netjes met een tekenbord, scherpe potlood en een liniaal.
Beantwoord de volgende vragen:
1. Wanneer teken je een tekening volgens de rechthoekige projectie methode?
2. Welke drie aanzichten teken je meestal volgens de rechthoekige projectie methode?
3. Wat geeft een figuurlijn aan en teken je deze dik of dun?
4. Wat geeft een streepjes lijn aan en teken je deze dik of dun?
5. Wat geeft een maatlijn aan en teken je deze dik of dun?
Opdracht 2.
Bij deze opdracht is het de bedoeling dat je gaat oefenen met de lijn soorten en de dikte waarmee deze getekend moeten worden.
Teken twee vierkanten van 10 x 10 cm probeer deze zo recht en net mogelijk te tekenen. Teken in het ene vak 8 figuurlijnen en het andere vak 4 maatlijnen en 4 streepjeslijnen. Teken de figuurlijnen dik en de maatlijnen en streepjeslijnen dun.
Opdracht 3.
Bij deze opdracht leer je hoe je de opzet maakt die je bij het tekenen van een tekening volgens de rechthoekige projectie methode nodig hebt.
Alle lijnen die je bij deze opdracht tekend zijn dunne lijnen !
Probeer de stappen uit het filmpje zo goed mogelijk na te doen.
Opdracht 4.
Bij deze opdracht leer je hoe je een tekening van het pennenkistje op de foto kunt maken volgens de rechthoekige projectie methode.
Probeer de stappen uit het filmpje zo goed mogelijk na te doen.